Rechten van verhuurder moeten wijken voor woningaanpassingen in het kader van de WMO
De wijziging in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) lijkt voor een inbreuk te zorgen op de rechten van een verhuurder als het gaat om het aanbrengen van een wijziging van of in de gehuurde woning. Wat is er veranderd voor de eigenaar/verhuurder en wat kan hij/zij hier eventueel tegen doen?
Rechten verhuurder
Op grond van artikel 7:215 BW is een huurder in principe niet bevoegd de inrichting of gedaante van het gehuurde geheel en/of gedeeltelijk te veranderen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verhuurder. Dit is wel toegestaan als de veranderingen of toevoegingen aan het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan gemaakt of verwijderd kunnen worden. Op grond van artikel 7:216 BW is huurder verplicht de aangebrachte veranderingen en toevoegingen ongedaan te maken naar de toestand zoals bij aanvang van de huurovereenkomst. Dit betekent dat de eventuele kosten die dit met zich meebrengt voor rekening van de huurder zijn. Verhuurder kan hiervan in de huurovereenkomst niet afwijken door andere afspraken hierover te maken.
Verplichte woningaanpassing in het kader van de Wmo
Op grond van artikel 2.3.7 lid 1 Wmo is bij een toegekende Wmo-maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget een woningaanpassing aan een woning waarvan de huurder niet de eigenaar is, is College van B&W dan wel de huurder bevoegd zonder toestemming van verhuurder deze woningaanpassing aan te brengen of te doen aanbrengen. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld het aanbrengen van een stoeltjeslift of aan een rolstoel aangepaste keuken. Op grond van lid 3 van artikel 2.3.7 Wmo hoeft zowel het College van B&W als de huurder de woningaanpassing niet ongedaan te maken, indien de huurder niet langer gebruik maakt van de gehuurde woning. De Wmo kent namelijk geen compensatieregeling of iets dergelijks voor herstelwerkzaamheden. Dit houdt dus in dat de verhuurder mogelijk met een woning blijft zitten die hij niet direct weer kan verhuren dan wel dat hij met hoge herstelkosten zit die voor eigen rekening komen.
Het horen van verhuurder
Op grond van artikel 2.3.7 lid 2 Wmo dient het College van B&W de verhuurder te horen alvorens de woningaanpassing aan te brengen of te doen aanbrengen. Verhuurder kan op dat moment aanvoeren welke kosten eventuele herstelwerkzaamheden met zich meebrengt en welke consequenties aan een woningaanpassing kunnen zitten voor de verhuur van de woning. Met deze kennis zou het Collega van B&W wellicht anders doen besluiten dan zij in eerste instantie voornemens waren.
Conclusie
De wetgever is van mening dat, in het kader van de Wmo, er voor een dergelijke inbreuk op het recht van de eigenaar/verhuurder voldoende rechtvaardigingsgronden zijn te vinden en dat er derhalve geen financiƫle compensatie aan de verhuurder hoeft te worden geboden. De vraag zal wel zijn hoe de rechter hier tegen aan zal gaan kijken wanneer hij een dergelijke zaak tot schadevergoeding krijgt voorgelegd. De toekomst zal het uitwijzen.
C&J Juridisch Advies Breda