Buitengerechtelijke incassokosten
Onlangs is door de Hoge Raad opnieuw een arrest gewezen met als onderwerp de ‘buitengerechtelijke incassokosten’. (ECLI:NL:HR:2015:1868)
De aanleiding
De eiser in deze kwestie heeft in 2012 bouwmaterialen verkocht en geleverd aan gedaagde. Vervolgens zijn er facturen en herinneringen aan de koper verzonden, echter de facturen werden niet voldaan. De eiser heeft daarop het incasseren van de openstaande facturen aan een advocaat uitbesteed. De advocaat stelde gedaagde in gebreke en heeft aan gedaagde een termijn gesteld waarbinnen diende te worden betaald. In dit geval diende gedaagde voor 23 augustus 2012 de hoofdsom van € 24.821,73 te voldoen, dit bedrag werd vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten ter5 hoogte van € 3.762,47. Gedaagde heeft op 22 augustus 2012 een bedrag van € 15.525,49 betaald en vervolgens op 13 september 2012 een aanvullend bedrag van € 8.000,00.
Omdat gedaagde niet het volledige gevorderde bedrag had voldaan werd deze in rechte betrokken en werd de rechter verzocht gedaagde te veroordelen tot betaling van € 5.333,10. De eiser stelde namelijk stelde dat de betalingen van gedaagde als eerst in mindering komen op de buitengerechtelijk incassokosten, dan de wettelijke rente en vervolgens pas de hoofdsom. Het openstaande bedrag was volgens eiser derhalve nog een restant van het factuurbedrag.
De kantonrechter oordeelde echter anders. Volgens de kantonrechter vallen de incassokosten niet onder het begrip ‘kosten’ van artikel 6:44 BW. De betalingen die koper heeft gedaan zullen dus in minderen worden gebracht op de hoofdsom en de rente. Daarnaast werden de in rekening gebrachte buitengerechtelijke incassokosten door de kantonrechter vastgesteld op € 300,00 (!). Omdat eiser niet tevreden was met dit vonnis heeft uiteindelijk de Hoge Raad geoordeeld over deze zaak.
Het oordeel van de Hoge Raad
Volgens de Hoge Raad dient gelet op artikel 6:44 BW de buitengerechtelijk incassokosten te vallen onder het begrip ‘kosten’, dientengevolge dienen deze als eerste te worden voldaan. De Hoge Raad komt tot dit oordeel omdat de Hoge Raad heeft gekeken naar de bedoeling van de wetgever bij het ontstaan van dit artikel. Volgens de Hoge Raad heeft het artikel de strekking om de schuldeiser te beschermen tegen schade. Het is in overeenstemming met deze opvatting dat de buitengerechtelijke incassokosten onder het begrip ‘kosten’ van artikel 6:44 BW vallen. Het belang van de schuldeiser komt in dit geval meer gewicht toe dan het belang van de schuldenaar.
Vervolgens heeft de Hoge Raad ook nog geoordeeld of de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten (zover) mocht matigen. Op grond van artikel 242 Rechtsvordering heeft een rechter de bevoegdheid om de buitengerechtelijke incassokosten te matigen, indien deze hem onredelijk voorkomen. De rechter kan deze kosten echter niet dusdanig matigen dat deze kosten lager zijn dan wat gewoonlijk in rekening wordt gebracht.
Artikel 2 van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (BIK) geeft aan welke bedragen als uitgangspunt hebben te gelden. Echter indien de schuldenaar geen consument is, kan er van dit besluit worden afgeweken. In deze casus is dit dan ook gebeurd. De eiser had ruim € 3.000,00 in rekening gebracht, dit is ongeveer € 2.000,00 meer dan dat volgens het besluit redelijk is. De rechter matigt het bedrag echter tot € 300,00. Dit is volgens de Hoge Raad niet de bedoeling. De rechter mag het bedrag matigen, echter niet tot een bedrag lager dan dat in het BIK is genoemd.
Conclusie
De eerste conclusie is dan ook een voor de hand liggende. De volgorde van betaling was eigenlijk al bekend, al werd deze niet met zoveel woorden in de wet genoemd. De Hoge Raad bevestigt de weg die eigenlijk al werd bewandeld. De tweede conclusie is, ingeval van niet-consumenten, er afgeweken kan worden van het BIK, maar dat deze kosten wel redelijk dienen te zijn. De rechter heeft de bevoegdheid deze te matigen, maar dient daarbij wel het BIK in acht te nemen, aangezien de wetgever dit heeft aangemerkt als redelijk kosten.